Opm. – alleen beschikbaar indien dit thema geen onderdeel was van Ad-programma
Externe analyse
Een organisatie is afgestemd op zijn omgeving en levert waarde met diens producten en diensten of houdt op te bestaan. Aangezien de omgeving – ofwel de context – in een steeds sneller tempo verandert, dienen organisaties zich daarop aan te passen om toekomstbestendig te blijven (fit for the future).
Bedrijfskundigen behoren ‘contextsensitiviteit’ te ontwikkelen en een analytisch vermogen om de complexiteit van de omgeving goed in te schatten. Welke trends, patronen en ontwikkelingen zijn relevant, nu en voor de (nabije) toekomst. Wat is met name de complexiteit van de grootste uitdaging van de organisatie? Is die stabiel en voorspelbaar, of juist helemaal niet.
Om dit proces – het inschatten van complexiteit – te ondersteunen worden de VOCA-kenmerken van alle relevante ontwikkelingen geanalyseerd. Met andere woorden wat is de volatiliteit/dynamiek, onzekerheid/voorspelbaarheid, connectiviteit/afhankelijkheid en ambiguïteit/meerduidigheid van de ontwikkelingen in de context. Aan de hand van de Cubrix Complexiteitsmatrix leer je de inschatting beter duiden.
Eenmaal een keuze gemaakt? Wat is vervolgens de best passende structuur? Welk type cultuur stimuleert de ambities van een organisatie of remt deze juist af? Welke leiderschapsstijl is het meest geschikt? Welke strategie werkt het beste en welke besturingsvorm is het meest effectief?
Kortom welke organisatievorm is het meest geschikt gegeven de dynamiek en complexiteit van de omgeving? Dit noemen we het communion-principe: het aansluiten op de omgeving. Maar wat zijn de ambities van de organisatie – het agency-principe? Sluit het aan. Of verschillen de huidige werkwijzen, met de (extern) gewenste en de (intern) geambieerde? Nu komen we in de wereld van de Veranderkunde, zoals voorgesteld in de Cubrix (M.van Marrewijk, 2011, 2014, Handboek organisatieontwikkeling – bouwstenen voor succesvol organiseren. Boom).
De Cubrix Veranderkunde
Dit tweede jaars college is een introductie op de veranderkunde gerelateerd aan de Cubrix, een bedrijfskundig raamwerk, geïntroduceerd door Van Marrewijk (2011, 2014). In plaats van individuele verandermethoden te bestuderen – uit een breed repertoire van honderden methoden – is het effectiever het veranderproces te doorgronden. De Cubrix stelt dat er vier veranderambities zijn – vitaliseren, optimaliseren, heroriënteren en transformeren – die kunnen worden uitgevoerd in diverse veranderstijlen. De mogelijkheden zijn samengevat in de Cubrix Transitiematrix.
Gegeven een dominante organisatievorm, kun je bepalen wat gevitaliseerd, geoptimaliseerd, geheroriënteerd of getransformeerd kan of moet worden.
De toetsing vindt plaats aan de hand van vier taken: (1) Het uitvoeren van een externe oriëntatie en het duiden van het niveau van complexiteit van de omgeving. Daarop bepaal je de meest geschikte organisatievorm. (2) Het dominante waardesysteem en organisatievorm van jouw organisatie geven structuur aan de wijze waarop je verbeteracties en transitietrajecten vormgeeft. (3) Een analyse van drie verandermethoden aan de hand van de Cubrix en de positionering ervan in de Cubrix Transitiematrix. En (4) een adviesrapport voor de leiding van je organisatie waarin je taak 1 en taak 2 integreert en toepast op jouw bedrijf.