Onwetenschappelijk



Marcel van Marrewijk
Voorzitter / decaan SDO Hogeschool

 

Bronnen

Beck & Cowan (1996) Spiral Dynamics

Marrewijk, M. van (2011) Cubrix, zicht op organisatieontwikkeling en performance verbetering

Onwetenschappelijk

The proof of the pudding

Soms kruist het mijn pad. Onverlaten die een obscuur Vlaams clubje napraten dat Spiral Dynamics pseudo-wetenschap zou zijn; dat het geen wetenschappelijk basis heeft en dus verbannen zou moeten worden uit het hoger onderwijs.

Mijn ‘Handboek organisatieontwikkeling’ (2014) is onder meer gebaseerd op het gedachtegoed van Spiral Dynamics en de klacht dat deze theorie ‘geen empirische basis heeft, dus onwetenschappelijk is en hbo-onwaardig’ raakt mij zeer.

Het is ten eerste niet waar. De klacht is ongegrond.

Prof.dr. Clare W. Graves, de geestelijk vader van Spiral Dynamics, heeft decennialang onderzoek verricht volgens methoden die destijds zeer gangbaar waren en gerelateerd onderzoek is in diverse Phd-studies herhaald, ook bijvoorbeeld aan de Universiteit van Amsterdam.

Het is bovendien nogal aanmatigend te concluderen dat een theorie zonder empirisch bewijs onwetenschappelijk zou zijn. Hier zijn veel methodologen het niet mee eens.

In de sociale wetenschappen zijn, in tegenstelling tot met name de beta-wetenschappen, niet veel algemeen geldende waarheden en ‘wetten’ zoals de invloed van zwaartekracht. Zij toetsen hypothesen, maar zelfs een statistisch significante acceptatie van een hypothese is nog steeds geen bewijs.  Bovendien zijn uitspraken geldend voor specifieke contexten en situaties en laat nu net Graves een prachtig systeem hebben gevonden – een holarchie van ontwikkelniveaus – die deze contexten ordent. Hij concludeerde dat mensen, groepen mensen, en dus ook organisaties, waarden ontwikkelen – en daarop aansluitend gedrag en instituties – als reactie op veranderende, in complexiteit toenemende omgevingen.

Graves was er vroeg bij, maar parallel en ook later hebben meerdere wetenschappers, waaronder Ken Wilber en de Nederlands-Vlaamse hoogleraar Arnold Cornelis, vergelijkbare conclusies getrokken, waardoor de fasegewijze ontwikkeling van mens en organisaties terecht steeds meer aandacht krijgt.

Verschillende hoogleraren geven college over de Cubrix, en over Spiral Dynamics, maar ik geef toe, sommige hebben moeite wanneer studenten hun scripties willen baseren op de fasegewijze ontwikkeling als uitgangspunt. Het dominante wetenschappelijke paradigma laat dit nog niet toe. Heb geduld, de wal keert het schip.

Dit raakt aan mijn tweede verklaring, namelijk dat Graves en vele andere, waaronder ikzelf, onderdeel zijn van een paradigma dat nog niet mainstream is, maar daardoor niet minder ‘wetenschappelijk’. Een andere school diskwalificeren is, gezien de evolutie van paradigma’s, tenminste voorbarig.

Het derde argument is de volgend onbalans: er ligt wetenschappelijk kennis ‘op de plank’ die nog niet in de praktijk wordt toegepast, maar er zijn nog veel meer praktijksituaties waar de wetenschap geen antwoord op heeft. Wat moet je dan doen? Wachten totdat de wetenschapper klaar is met zijn werk? Of je gezond verstand gebruiken, je kritisch denkvermogen toepassen, experimenteren en leren van je ervaringen…

Met name in het HBO dat immers gericht is op het toepassen van wetenschap ten behoeve van de praktijk, is ‘nuttigheid’ belangrijker dan de robuustheid van de wetenschap. De dynamiek gaat zo snel dat we dat we steeds vaker nu moeten handelen en dus niet kunnen wachten op wetenschappelijke validatie en bewijs, als dat al ooit mogelijk zou zijn. Praktische toepasbaarheid is belangrijker dan wetenschappelijke elegantie.

Hogeschool
Tegenwoordig ben ik decaan van SDO Hogeschool voor Modern Bedrijfskunde, een university in applied science. Wij behoren de wetenschap kritisch te volgen en diens resultaten te beproeven in de praktijk. Wij werken immers aan het beter maken van die praktijk. Onze studenten passen praktijkgericht onderzoek toe, analyseren de complexe werkelijkheid van bedrijfskritische situaties, bepalen de oplossingen, selecteren de interventies, en implementeren deze effectief, en dus op de context en situatie afgestemd, en testen de effecten in de praktijk. Zo bouw je inzicht en ervaring op, en dat kunnen wij wetenschappers teruggeven.

Het vierde argument is van een meer principieel karakter. Studenten zijn geen klanten van een hogeschool en al helemaal geen ‘koning’. Hoger onderwijs is namelijk een publiek goed, zelfs dat van een private hogeschool, zoals SDO. Wij zijn verantwoording schuldig aan de samenleving en aan organisaties, vandaar dat wij worden gecontroleerd door de NVAO, een inspectiedienst namens de overheid. Een student kiest zijn ambitie en wij bepalen de hoogte van de lat! Uiteraard helpen wij de student om deze lat te kunnen ronden.

Ter afsluiting mijn vijfde en belangrijkste argument: de praktische betekenis van de Cubrix, het bedrijfskundig raamwerk, dat wij als hogeschool op allerlei manieren hanteren.  De Cubrix en dus ook de inzichten van Graves, helpen om de complexe werkelijkheid van organisaties beter te begrijpen. Door nadrukkelijk de dominante context en relevantie situatie te analyseren kunnen de best passende oplossingen en interventies voor bedrijfskritische problemen worden bepaald. Dit helpt onze studenten en daar profiteren hun werkgevers van.

Een Engels gezegde stelt “The proof of the pudding is in the eating”. Als de pudding goed smaakt, als een aanpak aantoonbaar werkt – wie zeurt er dan over de ingrediënten?

Maar goed, het gerucht is dus vals, gevalletje ‘fake news’. De klacht is ongegrond en het concept van fasegewijze ontwikkeling, zoals geconcludeerd door Graves, is ons inziens onmisbaar om inzicht te krijgen in complexe bedrijfskundige vraagstukken.