De commotie rondom het grensoverschrijdend gedrag van topdirigent Jaap van Zweden deed mij afgelopen weekeind denken aan een lezing van 25 jaar geleden. Ik had een business week georganiseerd voor een groep executives uit Zuid Afrika en de decaan had mij verzocht een uur vrij te houden in het programma voor hem.
Hij presenteerde een korte film van een vooraanstaand philharmonisch orkest, maar niet de muziek of de musici stonden centraal, maar de dirigent. Hij was mooi in beeld gebracht: intens, gepassioneerd, heftig en boven alles: de dirigent, de regisseur, de baas.
De decaan van een van Europa’s meest vooraanstaande business schools positioneerde deze dirigent als iconisch voorbeeld van effectief leiderschap. Het was snel duidelijk: dit was zijn idool, hét voorbeeld hoe leiderschap zich behoort te manifesteren. Een autoriteit die van alle orkestleden verlangt precies te doen wat hij als kunstenaar wil overbrengen aan de wereld.]
In conservatoria en orkesten heerst een cultuur – een dominante overtuiging – dat een dirigent streng, autoritair en keihard is – voor zichzelf en voor anderen. De gemeenschap van musici dat topniveau nastreeft selecteert zichzelf. If it is too hot, get out of the kitchen! World class excellence vereist dat grenzen voortdurend moeten worden verlegd, waardoor het uiterste van mensen wordt gevraagd.
Nu is het orkestwezen inherent hiërarchisch en het voortbrengen van een muziekstuk stelt hoge eisen aan het leiderschap. De vraag is nu of autoritair, lees directief, leiderschap, het beste uit de musici haalt. Natuurlijk, er is veel tijdsdruk; de reputaties van de dirigent en het orkest staan op het spel; de sponsoren rekenen op een top performance en ook de bezoekers betalen aanzienlijke bedragen. Alles moet kloppen.
De NRC van afgelopen weekeind citeert jonge dirigenten die wars zijn van harde omgangsvormen. Niet: ‘hoe ver kan ik ze pushen, maar hoe gaan ze verder dan ze zelf voor mogelijk hielden.’
Arne Slot, net kampioen met Liverpool, heeft een duidelijk spelvisie en kan dat zijn spelers goed uitleggen. Hij zoekt voortdurend naar mogelijkheden hoe hij ze elke wedstrijd, om de drie a vier dagen, weer zover krijgt om de uiterste intensiteit op de pitch te brengen. Goed voetballen kunnen ze allemaal; de staf reikt hen de juiste spelpatronen aan, maar de spelers zullen zelf de ultieme inzet moeten leveren om op het hoogste niveau het verschil te kunnen maken. Hier helpt geen dictatoriale stijl, maar een mensgerichte benadering die bij iedere spelers een ingang vindt om iedere dag opnieuw beter te willen worden.
Ook net kampioen, winnaar van de champions league, is het damesvoetbalteam van Arsenal, gecoacht door de Nederlandse, 35-jarige Renée Slegers. Na een vroegtijdig afgesloten interlandcarrière, een bachelorstudie communicatiewetenschappen en een masteropleiding ethiek, startte ze een trainerscarrière. Ook zij weet haar spelvisie goed over te brengen en trainbaar te maken. Spelers moeten je willen en kunnen volgen. Zij roteert veel, en geeft zo iedere speler een kans.
Ze coacht op een bijzondere, kalme manier. Zij is openhartig en toegankelijk en is altijd positief, volgens betrokkenen ‘nooit een negatief woord’.
Zo kan het dus ook. Topsport en topprestaties zijn niet afhankelijk van autoritair en directief leiderschap. Er zijn andere, meer begripvolle, meer mensgerichte benaderingen die professionals – zoals musici en voetballers – stimuleren tot het uiterste te gaan, hun grenzen te verleggen, hun potentie te ontwikkelen, en het mooiste voetbal op de mat te leggen en onvergetelijke muziekstukken ten gehore te brengen.
Ken jij nog mooie voorbeelden?