Over vrijheid


Over vrijheid

Een tas met boeken had ik mee op mijn vakantie en de eerste die ik eruit haalde was ‘Over vrijheid’ van Timothy Snyder. Het is terecht een aanrader en ik hoop dat de programmacommissies van de verschillende politieke partijen – links én rechts – zijn analyses en aanbevelingen ter harte nemen.

De hoogleraar geschiedenis van Yale had zich goed ingelezen in het onderwerp en koos als hillbilly uit Ohio voor een interessante carrière in Oost- en Midden-Europa waar hij de transformatie van het communistische naar een democratisch, kapitalistisch systeem van dichtbij meemaakte. Een man van de wereld die scherp analyseert wat in zijn geboorteland mis is, en niet alleen de laatste jaren.

Al vanaf het tijdperk Reagan ervaart hij een verschuiving naar wat Isaiah Berlin al ‘negatieve’ vrijheid noemde. Vrijheid in de betekenis van het afwezig zijn van beperkingen, inmenging en overheidsmacht. Dit is een te smalle, eenzijdige, egocentrische duiding van vrijheid die uiteindelijk heel beperkend werkt. ‘Iets’ krijgt de schuld – bijvoorbeeld regeldruk, belastingtarieven of de instroom van asielzoekers – en als dat opgelost zou zijn, dan zijn we bevrijd en dan komt alles weer goed…

Snyder waarschuwt dat deze benadering leidt tot sociaal isolement, toenemende ongelijkheid, en uiteindelijk zelfs de uitholling van democratieën. Thatcher’s idiote slogan – “there is no such thing as a ‘society’ – is een iconisch voorbeeld van dit gedachtegoed dat individuen losweekt uit een netwerk van sociale structuren, waardoor wederzijdse verantwoordelijkheid en zorg voor elkaar verdwijnen.

In plaats daarvan pleit hij voor een positieve invulling: de ‘vrijheid om’ te groeien, te floreren, risico’s te nemen en samen aan een gewenste toekomst te werken. Dit soort vrijheid vereist samenwerking, solidariteit en aandacht voor de omstandigheden waarin mensen daadwerkelijk vrij kunnen zijn.

Vrijheid is weten waar we waarde aan hechten, en dat op de wereld willen zetten. Doen wat we moeten doen, omwille van wie we willen worden. Dit maakt dat vrijheid de bron is van alle andere waarden – de voorwaarde die alle andere waarden in de praktijk kan brengen – als fundament voor een bloeiende samenleving.

Snyder vat zijn kennis van vrijheid samen in vijf componenten die elkaar versterken: soevereiniteit, onvoorspelbaarheid, mobiliteit, feitelijkheid en solidariteit. Mijn probleem is dat deze categorieën, althans de labels die hij hanteert, niet gelijkwaardig zijn.   Soevereiniteit, mobiliteit en solidariteit zijn uitstekend gekozen.

Soevereiniteit benadrukt de zelfbeschikking: het vermogen en recht om als individu én als samenleving keuzes te maken over hoe je leeft. Het staat lijnrecht tegenover de opkomst van dictaturen en autoritaire regimes.

Mobiliteit – de mogelijkheid om fysiek, sociaal of economisch van positie te veranderen – manifesteert en versterkt vrijheid.

Solidariteit benadrukt dat vrijheid een werkwoord is, een gezamenlijke verantwoordelijkheid, die betekenis krijgt in relatie met anderen.

Mijn bezwaren zijn gericht op ‘onvoorspelbaarheid,’ dat ik vooral herken als een kenmerk van onze complexe maatschappij, terwijl ik van Snyder’s beschrijving begrijp dat het draait om verwondering en emergentie: het openstaan voor nieuwe mogelijkheden, en die nastreven, in plaats van alles repeteren en controleren.

In plaats van Snyder’s keuze voor ‘feitelijkheid’ prefereer ik Wijnberg’s (Decorrespondent, 2024) pleidooi voor waarheid en waarachtigheid: het belang van feiten en ambachtelijke nieuwsgaring tegenover de verspreiding van desinformatie, deep fakes, alternative facts, de verleidingen van de sociale media, en de politieke manipulatie en propaganda.

Snyder’s gedachtegoed sluit prachtig aan op onze visie op Moderne Bedrijfskunde. Je herkent de noodzakelijke balans tussen agency en communion, tussen subjectiviteit (‘Leib’) en objectiviteit (‘Körper’), en tussen individu en collectiviteit.

Ook fraai was de inbreng van Edith Stein die de drie dimensies van ruimte, en de vierde dimensie van tijd, aanvult met de vijfde dimensie, de bezielende ‘wereld van waarden’. Het doelrationeel handelen (wie waarde hecht aan a, moet b doen) is namelijk zinloos zonder het waarderationeel handelen, waardoor je achter de hoe-vraag ook het waarom kan achterhalen. Zonder waarom sijpelt onze verbeeldingskracht weg in een dwangbuis van repetitie en status quo. Door de wereld te begrijpen zoals het is (de eerste vier dimensies), kan het bijgestuurd worden in de richting zoals die zou moeten zijn (de vijfde dimensie). Die toekomst is niet eenduidig, maar pluriform: er is niet één waarde, één einddoel, maar heel veel waarden, die ook niet tegelijk gecreëerd en geleefd kunnen worden. Het vergt dus een maatschappelijk discours, onderlinge afstemming en gezamenlijk keuzes maken.

Nu hebben wij een representatieve democratie die zich weer opmaakt voor een volgende verkiezing….en ik ben heel benieuwd of onze volksvertegenwoordigers zich krachtig gaan inzetten om onze vrijheid optimaal te ondersteunen die een bloeiende maatschappij mogelijk maakt.