De mainstream economische wetenschap typeert de economie met een vrij simpel kringloopdiagram die efficiency benadrukt, het neoliberale verhaal bevoordeelt, wijst op de incompetenties van overheden en waarin een zeer beperkte rol voor huishoudens, laat staan voor de commons , is ingeruimd. Deze metaforische voorstelling van de economie suggereert dat de overheid zo veel mogelijk taken moet privatiseren en zich terugtrekt op een beperkt domein. Welvaart en innovatie komen van bedrijven, en die moeten dan ook ruim baan krijgen.
In de werkelijkheid is de economie een complex systeem dat zich voortdurend ontwikkelt en die uiteindelijk circulaire, regeneratieve industriële productie mogelijk moet maken om binnen de ecologische begrenzing van de aarde te kunnen functioneren. Om dergelijke complexe vraagstukken effectief aan te pakken moet de economie zich ontwikkelen voorbij de eendimensionale dichotomie van staat en bedrijfsleven. De overheid kan het niet alleen, zoals ooit de centralistische planeconomie van de Sovjet-Unie uiteindelijk moest toegeven. Ook de afzonderlijke bedrijven en de marktwerking die hun onderlinge afstemming organiseert kunnen geen regeneratief economisch systeem tot stand brengen.
De actualiteit
Deze notitie is eens te meer van belang nu ons aller ABP flink wil investeren in de warmtetransitie in Nederland. Waar Floor de Ruiter – medeauteur van een opiniestuk in de Volkskrant – juist wijst op de grote nadelen indien kapitaalintensieve oplossingen de voorrang krijgen, in plaats van bewonersinitiatieven die in Denemarken de helft goedkopere oplossingen voortbrengen. De bemoeienis van ABP zal opnieuw grote partijen aantrekken, waartegen burgers terecht ageren. Nadat dergelijke bedrijven – in het belang van hun aandeelhouders – de hoogst mogelijke prijzen berekenen, zijn centraal beheerde warmtenetten inmiddels duurder dan de oude technieken en hebben verschillende wooncorporaties de samenwerking gestopt. Dat de overheid nu een wet vervaardigt om de prijzen te doen dalen is een achterhoedegevecht. Er is een andere strategie nodig die ruimte biedt aan betere oplossingen.
Marktfalen, met name inzake duurzaamheid
Bedrijven zijn allemaal uniek en verantwoordelijk voor hun eigen missie en ambities. Er wordt wel verwacht – of anders gehandhaafd – dat de uitvoering zich houdt aan maatschappelijke wet- en regelgeving. Uiteraard kunnen die regels overtreden worden, maar aanvaardbaar gedrag is het minimale wat van bedrijven verondersteld mag worden. Het probleem is dat de wetten en regels die in de vele landen zijn uitgevaardigd, niet alleen zeer divers zijn, maar bovenal lang niet streng genoeg zijn om als totaal de ecologische grenzen te respecteren. Bovendien zou dit maatschappelijk nog niet overal geaccepteerd worden. Wat doen bedrijven in al hun diversiteit dan wel?
De grootste groep houdt zich aan de wettelijke regels, of doet alsof.
Een tweede categorie bedrijven is bereid eco-efficiënte maatregelen te nemen, mits die kostenverlagend werken, het merk populair maken en/of hun imago doen vergroten. De aard van dergelijke maatregelen is echter ‘too little, too late’, door de atomaire structuur is er nauwelijks onderlinge afstemming, laat staan richting en regie, en – overall – genereert het onvoldoende impact.
De derde categorie wil een serieuze en eerlijke bijdrage leveren aan de omslag naar duurzaamheid. Deze groep is nog (veel) te klein waardoor hun eerlijk aandeel bij elkaar niet voldoende is. Bovendien is ‘een eerlijk aandeel’ mogelijk veel minder is dan ze op dit moment doen.
De vierde – nog kleinere groep – gaat uit van de visie: “berokken geen schade”. Ofwel mission zero: het ontwerpen van producten, diensten, gebouwen en bedrijven die geen negatieve gevolgen voor het milieu hebben.
Het streven naar ‘netto zero impact’ zou nog indrukwekkender zijn wanneer deze benadering niet alleen gold voor water of energie, maar voor alle aan hulpbronnen gerelateerde aspecten van een bedrijf – maar dit is ook voor hen een doelstelling die nog ver weg ligt. Bovendien, ‘minder slecht, is nog steeds slecht, alleen minder!’ In plaats van ‘berokken geen schade’ zou het doel moeten zijn: ‘doe meer goed’.
5. De laatste, meest ambitieuze categorie organisaties is intrinsiek genereus. Niet minder aantasten maar juist herstellen. Het is de erkenning dat we de verantwoordelijkheid hebben om het milieu beter achter te laten dan we het hebben aangetroffen. Door een onderneming te creëren die reeds in zijn ontwerp regeneratief is, kan het iets teruggeven aan de levenwekkende systemen waar we onderdeel van uitmaken. Alleen een genereus ontwerp kan ons weer onder het ecologisch plafond brengen.
Conclusie: het collectief van individuele organisaties is niet in staat binnen de ecologische grenzen te opereren. Zelfs als we alle externaliteiten zouden kunnen beprijzen kan het marktmechanisme een dergelijke coördinatie niet tot stand brengen.
Falen van overheden
In de jaren negentig reageerden politici op het falen van overheidsdiensten met een privatiseringsronde, het opzetten van meer dan 500 zelfstandige uitvoeringsorganisaties (ZBO’s), hybride onderwijs en de introductie van ‘marktwerking’ in de zorg. Dit is onzorgvuldig gebeurd en de resultaten zijn dan ook nauwelijks beter, en in sommige opzichte beduidend minder.
Daarnaast kenmerken overheden en publieke organisaties zich door een bureaucratische, regelgestuurde en procedurele aanpak. Doordat overheden onderdeel zijn een complexe en dynamische wereld is hun aanpak te rigide en leveren ze niet wat de samenleving ervan verwacht. Inmiddels is sprake van een collectief wantrouwen in het functioneren van overheden en publieke diensten en er vond een aardverschuiving plaats in de politieke vertegenwoordiging.
Een duurzame oplossing
Er zijn nieuwe organisatievormen nodig die het falen van markten én overheden kunnen compenseren en corrigeren: het moet immers effectiever, inclusiever, participatiever en duurzaam.
Het theoretisch handelingsrepertoire van economische agenten kan aanzienlijk worden uitgebreid door een verticale as toe te voegen aan het aloude continuüm bedrijfsleven versus overheid. Die tweede as is die van de individuele burgers en collectieve samenwerkingsvormen die we onder meer herkennen als de commons .
““De grote opdracht voor de 21ste eeuw is het creëren van een nieuwe, vitale sector van gemeenschapsbezit, die enclosure en externalisering door de markt kan tegengaan, de planeet kan beschermen en de vruchten van ons gemeenschappelijke erfgoed eerlijker kan verdelen dan nu het geval is”. ~ Peter Barnes, ecologisch denker
Een circulaire en duurzame economie gaat met afzonderlijke bedrijven nooit ontstaan. Met welke wettelijke regelgeving dan ook. Om de kracht en kwaliteiten van het bedrijfsleven optimaal te benutten, moet worden geïnvesteerd in afstemming en samenwerking. Dit kan niet de overheid zijn, maar kunnen ook geen individuele bedrijven zijn, maar wel nieuwe entiteiten tussen de bedrijven in, gebruikmakend van het open-source-concept, waardoor de kennis en ervaring in de commons ontwikkeld en beheerd worden.
Denk bijvoorbeeld aan de 700 bewonersinitiatieven om de warmtetransitie in eigen handen te nemen.
Parallel organiseerde de centrale overheid een programma met 64 pilots (Programma Aardgasvrije Wijken – PAW). 60 Pilots (!) zijn mislukt omdat de betreffende gemeenten – zonder dialoog en inspraak – zelfstandig beleid hebben geformuleerd, dat bij bewoners en andere stakeholders (uiteraard) op zoveel weerstand stuitte dat de uitvoering volkomen vastliep en niets opleverde.
De vier pilots die wel succesvol waren, betroffen gemeenten die ruimte lieten voor bestaande bewonersinitiatieven.
Er zijn ook bedrijven in de energiesector die met een plan voor een centraal warmtenet komen. De overheid helpt hen om van duur tot duur commitment te vragen en in plaats van de begrote 60% aansluiting, komen ze uit op slechts 10% van de bewoners die bereid zijn zich aan te sluiten. En terecht, want daarna ben je volkomen afhankelijk van de prijsvorming van een organisatie die aandeelhouderswaarde belangrijker vindt.
Als gemeente ben je ook weinig opgeschoten want zelfs bij een aansluiting van 60% houd je nog 40% over die afhankelijk blijft van een verouderde, niet-duurzame infrastructuur die je dan toch moet blijven onderhouden.
Warmtekracht
Er zijn inmiddels ruim 700 bewonersinitiatieven en energiecoöperaties die als collectief hun ambities hebben geformuleerd in verschillende bedrijfsformats hun energie en warmte in eigen beheer nemen, soms zelfstandig en soms in samenwerking met energiebedrijven door het onderhoud aan hen uit te besteden. In Denemarken is veel ervaring opgedaan met dergelijke initiatieven. De burgers aangesloten bij dergelijke coöperaties betalen doorgaans de helft van de energiekosten vergeleken met Nederland.
Door twee dichotomieën te combineren – staat/bedrijfsleven en burgers/collectieven – ontstaan meer type samenwerkingsvormen, die in de praktijk natuurlijk al lang bestaan, maar soms weinig aandacht krijgen, zoals met name de commons , samenwerkings- en afstemmingsverbanden die regie en coördinatie kunnen inbrengen die de overheid en afzonderlijke bedrijven niet kunnen bieden.
Vandaar dat het aanbod van het ABP om te willen investeren in de warmtetransitie een heel groot risico met zich meebrengt. Zij zullen gemakkelijk hun weg vinden naar de Eneco’s en Vattenfals van deze wereld.
Vanaf het moment dat bedrijven en overheden afhankelijkheden ervaren bij verschillende stakeholders, dan is samenwerking, verbinding en afstemming met die doelgroepen noodzakelijk. Dit impliceert bottom-up transformeren (De Ruiter, 2023). Het is niet meer van deze tijd dat bedrijven – én overheden – hun eigen aanbod mogen pushen , of eigen plannen topdown kunnen implementeren.
Bovendien ervaren bedrijven en overheden dat zij als entiteit niet opgewassen zijn tegen de complexiteit van hun grootste uitdagingen. Ze zullen moeten samenwerken om tot afstemming te komen, want het prijsmechanisme en de tucht van de markt enerzijds en de lineaire planning en beleidsvorming van overheden anderzijds, zijn niet effectief in het tot stand brengen van de gewenste maatschappelijke uitkomsten.
Juist vanuit hun eigen belang behoren bedrijven duurzaam en maatschappelijk verantwoord te handelen en overheden in dialoog met belanghebbenden beleid te ontwikkelen. Dat is voor velen nieuw, maar toch is hier en daar al veel ervaring opgedaan. Vanuit SDO Hogeschool bieden we gemeentelijke overheden ondersteuning aan om effectief te leren samenwerken met bewonersinitiatieven en andere belanghebbenden. Bekijk eens deze pagina op SDO.nl [https://sdo.nl/transitiesupport_voor_gemeenten/ ]